Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift (1891-1940) was een halve eeuw lang het toonaangevende blad voor bellettrie en beschouwingen over literatuur, beeldende kunst en, in de beginjaren, populaire wetenschap . Tante wordt in twee artikeltjes vermeld. Zie voor alle andere artikelen www.elseviermaandschrift.nl Een artikel van A.J.D. van Oosten, die in die tijd veel in dit tijdschrift over kunst schreef, komt uit de bundeling van 2 e helft 1918 (p.144 ) MEJUFFROUW RUEB IN DEN ROTTERDAMSCHEN KUNSTKRING Het merkwaardige bij het verschijnen van Mejuffrouw Rueb is de vaardigheid, in den gunstigen zin van het woord, waarmee deze beeldhouweres als onmiddellijk veel en velerlei heeft aangekund. versterkt, zoodat deze, juist door het contrast met meer verwaarloosde deelen, sterker spreken. Haar vormenbouw, hoewel knap en zuiver en gevoelig, is nog nimmer klassiek-monumentaal, noch beeldt zij ooit de tot stijl geworden expressie. Zij vat de beweging zuiver, maar tot nu geeft zij ons niet de aandoening van het gebaar en zij mist het temperament, om ons een moment van zware krachtsinspanning te doen voelen. A. O.
Het artikel van J.S. (maar wie gaat er achter die initialen schuil ?) komt uit de bundeling van de 1e helft 1928 op p.151.
In de kunstzaal De Rietvink te Wassenaar is een kleine tentoonstelling van beeldhouwwerken ingericht van J. Mendes da Costa, L. Zijl, J. Altorf, G. J. W. Rueb, A. Termote, O. Wenckebach, Mari Andriessen en P. van der Nat. Mij hier bepalende tot datgene, dat nog niet of weinig werd geëxposeerd, kan worden gezegd, dat van de jongere beeldhouwers, hier vertegenwoordigd, de Vlaming A. Termote, sinds den oorlog in Nederland wonende, het meest de aandacht trekt. Zeer gevoelig in de kop van een oude vrouw (Volendam), sterk van plastiek in den ongemeen krachtigen kop, vermoedelijk van een visscherman, hier gladiator geheeten, toont hij ook in zijn andere werken een beeldhouwer van groote gaven te zijn, die slechts nog aan diep innerlijk leven zal moeten winnen om een der besten te worden. Hij vertegenwoordigt tot dusver een realisme tegenover de mystiek van John Raedecker of het styleeren van Altorf. Dit realisme van Termote is krachtiger dan dat van O. Wenckebach, die wel erg moet oppassen om niet te vervallen in oppervlakkige constateeringen als zijn hier aanwezige Vrouwenkop. Wenckebach heeft ongetwijfeld een voortreffelijken aanleg, maar het schijnt of hij zeer ongelijk werkt en de spanning uit zijn arbeid af en toe verdwijnt. Zijn vergulde beeld „Lente" is daar een bewijs van. Bijzonder gelukkig is hij echter geweest in de groote kop van zijn vader, Prof. Wenckebach, een brons vol fijnheid en levendigheid en veel schoons geeft hij te genieten in de groote, uit teak-hout gesneden figuur van een staanden man, wiens handen en voeten zijn gebonden en die blijkbaar zijn vonnis wacht. Duitsch-Oostenrijksche invloed is hier en daar merkbaar. J. S. |