Het beeld wordt genoemd in een artikel van De Telegraaf van 9 november 1935. Kasper Niehuis bespreekt plastieken van Gra Rueb Gra zonder te noemen waar het werk staat. Dat zal waarschijnlijk de tentoonstelling in de Kunstzalen Frans Buffa en Zonen in Amsterdam van 2 tot16 november 1935 zijn.
Niehuis was geen fan wat tante had gemaakt: “[..] haar karper, waarop een vrouwefiguur zich slechts met moeite in evenwicht houdt, wist zij geen waarschijnlijkheid te geven: het vrije scheppen uit de vrije fantasie schijnt haar zaak niet te zijn.”
Hij ziet liever dierplastieken. “Zij heeft hierin den typisch-vrouwelijken zin voor de familie”.

Terug naar het beeldje wat twee stijlen in zich heeft. De karper is al licht gestileerd in een stijl die zij vanaf begin jaren dertig aan het ontwikkelen is en het vrouwenfiguurtje dat in de stijl van haar beginperiode bij Toon Dupuis (haar eerste leermeester) gemaakt is. Zie bijvoorbeeld het danseresje en de faun.

Er is nog zo’n beeldje (op dezelfde tentoonstelling) : “haar faunesse, fluitend op den rug van en bok zittend, met den rug tegen den nek van het dier”. Ook hier was Niehuis geen liefhebber van. Dat beeldje is nog niet teruggevonden en beide beeldjes zijn hierna niet meer tentoongesteld. Oorzaak en gevolg zijn onbekend.