|
Uit de briefwisseling (beperkt tot alleen die relevante stukken die de penning aangaan, de best lezenwaardige rest is weggelaten) en brieven van tante aan Greshoff in het Letterkundig Museum, Den Haag (G00785B2):
10 september 1947 van S. aan G.:
S. vindt de laatste staat van de penning zeer goed. Hij vindt het wel jammer dat G. niet zelf poseert en vraagt hem foto’s in gelijke houding op te sturen. Op de foto’s die er zijn is G. erg gerimpeld en “omdat ze je niet kent neemt ze te veel rimpels over. Ik heb er al een schoonheidsmassage op toegepast”.
25 september 1947 van G. aan S.:
G. wil graag “eenige zeer scherpe plastische photo's doen vervaardigen”.
19 oktober 1947 van S. aan G.:
Hij vindt de penning nu erg gelijkend.
25 oktober 1947 van G. aan S.:
Waar blijft teekening Rueb om foto in de juiste houding te laten maken???
10 november 1947 van G. aan S.,
Zijn nicht Exalto is geschrokken van zijn afbeelding door tante. Als zij geen goed ding kan maken, doordat ik niet geposeerd heb, dan liever niets!!
10 november 1947 van S. aan G.:
Volgens S. moet G. de tekeningen nu hebben, hij heeft er kopieën van maar hij gaat weer contact opnemen met tante.
14 maart 1948 van tante aan G.:
Tante betreurt het dat mevrouw Greshoff de penning niet geslaagd vindt. Tante vraagt daarom om foto's en vindt het nuttig dat mevrouw Exalto zich bereidt heeft verklaard haar te helpen. (en dat is al een verbetering in de relaties want in de brief aan S. staat dat nicht Exalto was geschrokken van de beeldenaar.)
Wat niet in de brief staat is dat de penning de ijskast in gaat omdat tante nu druk is met de penning voor het 700 jarig bestaan van Den Haag.
20 april 1948 van S. aan G.
S. bedank G. voor de foto’s en heeft er direct zijn eigen exemplaar uitgepikt. S. vindt dat G. aan de foto’s voor tante moet denken want “zij moet deze penning toch kunnen afmaken en het maken van stempels en de penningen kost toch ook nog veel tijd. Laat dit nu eens in orde maken!”
27 april 1948 van G. aan S.:
Gra Rueb kreeg die foto éérder dan jullie. Ik liet die, op haar verzoek, in een bepaalde houding maken.
22 mei 1948 van tante aan G.:
Tante deelt mee dat met de medewerking van mevrouw Exalto en de heer Stols de voorzijde nu af is en " …. naar tevredenheid. Ook de keerzijde is nu ontworpen met het "Pegaasje" en uw tekst, zoodat ik werkelijk kan zeggen dat deze "bevalling" gunstig is verlopen, per slot."
1 juni 1948 van S. aan G.:
S. schrijft dat hij samen met tante samen heeft gewerkt om aan de hand van de foto’s het ontwerp te maken. “Je hebt wel een verbazend moeilijke kop en zoo'n ongelooflijk beweeglijk masker, dat het erg moeilijk is de gelijkenis van een moment vast te leggen. Maar ik ben er van overtuigd, dat zij er voortreffelijk in geslaagd is de algemeene indruk van je physionomie weer te geven. Het ontwerp is nu in gips afgegoten”. En dat alles ondanks bemoeienis van het nichtje van Greshoff Antoinetta Maria Exalto-de Bloeme die er een andere mening op na houdt “Tegen haar advies in heb ik nog enkele kleine veranderingen laten aanbrengen, die de gelijkenis m.i. zeer ten goede gekomen zijn.”
2 juni 1948 van G. aan S.:
“Van Gra Rueb prettig bericht ontvangen. Het kunstwerkje schijnt goed gelukt te zijn en ook volgens mijn nicht, Exalto die zeer kritisch is, behoorlijk gelijkend. Als die rijksdaalder van de pers komt, stuur er dan dadelijk een aan mijn moeder.”
29 november 1948 van S. aan G.
S. schijft dat er technische moeilijkheden bij het maken van de penning zijn en dat alles te laat wordt opgeleverd.
16 november 1948 van S. aan tante
S. schijft dat er op dat moment fl 1000,- bruto was ontvangen van negenenzestig gevers, waarvan er zevenenveertig de penning wensten te ontvangen. En dat is niet kostendekkend.
30 november 1948 van G. aan S.
G. zit in zijn ”piepzak dat dat comité in Nederland niet voldoende belangstelling ondervindt en met een strop blijft zitten.”
In de drie voorgaande brieven komen twee zaken aan de orde nl. - technische problemen bij de ’s Rijks Munt: nieuwe machines uit de VS komen maanden te laat aan en daardoor loopt het geheel behoorlijke vertraging op
- het inzamelen van de benodigde fondsen loopt niet zoals gehoopt en daarvoor zijn verschillende redenen, zoals de woonplaats van G in Zuid Afrika (uit het oog, uit het hart van velen), de economische omstandigheden zijn niet florissant en er zijn al veel collega’s die gehuldigd zijn dat jaar en men is het geven moe. En dan is er een boekje geschreven door G. dat ook een premie voor donatie is en argwanend wordt ontvangen.
Bij donatie van minimaal fl 7,50 het boekje, bij donatie van fl 10 de penning en bij minimaal fl 15 zowel de penning als het boekje. Er moeten daarom nieuwe bronnen worden door hernieuwde fondswerving en het honorering aan tante wordt gehalveerd (al dan niet vrijwillig, kiest zij eieren voor haar geld? Uit liefde voor G. komt niet meer echt waarschijnlijk over)
4 december 1948 van S. aan G.
S. schijft dat de penning niet op tijd zal zijn, door bovengenoemde redenen
19 april 1949 van Aty Greshoff aan Rademacher Schorer. (de vrouw van Greshoff aan de voorzitter van het Uitvoerend Comité)
Zij schrijft op hoge poten dat “mocht het zo zijn dat de beloofde penning nog immer niet was gelagen, dan zou het maar beter zijn het hele idee te laten varen.” Rademacher Schorer sust de boel.
5 juli 1949 van S. aan G.
S. schrijft dat de penning vrijwel gereed is.
22 juli 1949 van tante aan G.
Tante schrijft dat de penningen eindelijk door 's Rijks Munt worden afgeslagen en dat de zilveren afslag zal worden verzonden. "Nu hoop ik maar, dat na alle inspanningen van vele zijden, het resultaat naar uwe verwachtingen en wenschen is? Het was net als of een "fatum" rustte op deze onderneming want tegenslagen waren er vele, zelfs op de Rijksmunt waar nieuwe machines uit Amerika moesten komen en op zich lieten wachten".
8 september 1949 van G. aan S.
“Ik ontving de penning van Gra Rueb. Het geheel is met zorg en fraai bewerkt. De gelijkenis wordt algemeen niet slecht, doch ook niet treffend genoemd. Het paardje is liefelijk. Ik moet je nu nogeens hartelijk danken voor je omvangrijk aandeel in het tot standkomen van deze hulde. Zonder jouw initiatief en stuurkracht zou er waarschijnlijk niet veel van gekomen zijn. Ik heb in deze zaak je trouwe vriendschap weer sterk gevoeld en dankbaar gewaardeerd”.
13 september 1949 van S aan G.
S. is blij te horen dat er een eind goed, al goed is en besluit met "Had je maar vaker geposeerd...”
Al met al komt de penning bijna een jaar te laat klaar. In de Nederlandse Numismatische Collectie, Amsterdam zijn ponsoenen (opwaartse, positieve beeldenaar) en matrijzen (waarmee de penningen geslagen zijn) aanwezig. |