penningen

plaquettes

standbeelden

borstbeelden

tekeningen

dierplastieken

decoraties

keramiek

monumenten

publicaties

fotoalbum

overig
penningen:

Van der Does de Willebois

L. & A. Romswinckel

J. van Stolberg

Kon. Emma 1928

J.L. de Raadt

Van Limburg Stirum

A.J.E.A. Bik

Hypotheekbank

Nederlandsche Rijschool

J.G. Rueb

G.F. Enger sr.

J. Wagenaar

onderwijs

huw. pr. Juliana & pr. Bernhard

  - id. moderne variant

S.J.R. de Monchy

prinses Marijke

700 jr. Den Haag

J. Greshoff

Roode Kruis

C. Sijthoff

Residentie Orkest

H.A. Gips-van Es

Chr. Rueb

P.H. Verspyck

R.A.J. van Delden

 

manco

Onderwerp S.J.R. de Monchy
Jaar 1947
Gesigneerd op voorzijde achter de hals en op de keerzijde onder
Materiaal in a: brons en b: goud
Afmetingen diameter 60 mm
Aanwezigheid a: Geldmuseum, Utrecht
b: nog niet teruggevonden
Bijzonderheden

In de rand is een mercuriusstaf geslagen ten teken dat de penning bij de Rijksmunt, Utrecht geslagen is.

In het Geldmuseum, Utrecht zijn de gipsmodellen en de matrijzen en ponsoenen van zowel de voorzijde als de achterzijde.
Een ponsoen is een positief  “moederstempel” en laat één kant van de penning zien zoals deze er in werkelijk uit komt te zien. Een matrijs (=stempel) is negatief en wordt gebruikt om de penning daadwerkelijk te slaan.

 

 

Het Muntverslag over 1947 vermeldt op pagina 12: Een afscheidsmedaille door het Gemeentebestuur van 's Gravenhage aangeboden aan de scheidende Burgemeester Mr Dr S.J.R. de Monchy.
Salomon Jean René de Monchy (Rotterdam 1880 - 's-Gravenhage 1961) was oa burgemeester van Den Haag van 1934 tot 1947 met een onderbreking tijdens de bezetting 1940-45. Daarnaast heeft hij veel andere functies vervuld in de politiek.

Het draaide bij deze penning om de gouden afslag die de Monchy werd aangeboden bij zijn afscheid. Als een bijproduct, omdat de matrijzen toch al waren gemaakt, zijn er ook nog bronzen afslagen gemaakt voor nageslacht van de Monchy en een paar belangstellenden.
Er is een kleine reconstructie (zie onder) van het proces dat begint bij de opdracht, dan wat strubbelingen, de uitvoering en het eindigt met het aanbieden van de penning. Bij de penning hoort een oorkonde. Onderstaand een afbeelding daarvan, die komt uit 's Gravenhage, mededeelingen van het bureau voor statistiek en voorlichting der gemeente 's-Gravenhage uit 1947 No1.

In datzelfde nummer is de toespraak, die gehouden is bij de uitreiking en het dankwoord van de Monchy afgedrukt. Zowel de gouden penning als de oorkonde zijn nog niet teruggevonden, ondanks inspanningen van enkele leden van de familievereniging de Monchy. "Er wordt aan gewerkt."

klik op de afbeelding voor een vergroting


 

In het Haags Gemeentearchief, Den Haag is een map (0610-01-1918.2.2.6) met daarin “stukken betreffende het doen ontwerpen en vervaardigen van een gouden gedenkpenning met enige bronzen afslagen ter gelegenheid van het afscheid van mr. dr. S.J.R. de Monchy als burgemeester van ’s Gravenhage., 1946-1947”
re raadsvergadering van de Raad der gemeente ’s-Gravenhage van 30 december 1946 wordt besloten de Monchy een gouden gedenkpenning aan te bieden voor zijn “zeer vele en hoogst gewichtige diensten onder bijzonder moeilijke omstandigheden tijdens zijn ambtsvervulling en onder de bezetting aan de Gemeente bewezen”
Tante krijgt in januari 1947 een brief van de gemeente:
“Ter bevestiging van de u mondeling gedane opdracht, dragen wij U hierbij op het ontwerpen van de medaille, bedoeld in het hierbijgaande raadsbesluit van 30 December 1946.
Het is de bedoeling, dat de medaille een middellijn zal hebben van 60 m.M. terwijl aan de zijde van den beeldenaar, die een buste van den heer De Monchy voorstelt, zal staan: “Mr.Dr. S.J.R. de Monchy en aan de achterzijde de jaartallen 1 juli 1934 en 31 December 1946 met het wapen van ‘s-Gravenhage en daarbij de woorden:
“De gemeenteraad van ‘s-Gravenhage aan den Burgemeester bij diens aftreden.”
De matrijs zal worden vervaardigd door ‘s-Rijks Munt onder toezicht van U. De gemeente zal het auteursrecht verkrijgen.
Na goedkeuring van het ontwerp door ons zal u als honorarium worden uitbetaald een bedrag van f 800,-.
Het is ons voornemen de mogelijkheid open te laten om van de medaille een beperkt aantal afslagen in brons te doen maken en kosteloos of tegen betaling van de kosten voort enkele personen of instellingen verkrijgbaar te stellen.”

Deze brief zal door haar gedetailleerdheid problemen opleveren.

Allereerst is daar het auteursrecht. Tante zal daartegen bezwaar hebben aangetekend, want er ligt in de map een (door tante?) handgeschreven aantekening met daarin: “Indien een kunstenaar een werk in opdracht, buiten dienstbetrekking, heeft gemaakt, heeft hijzelf en niet de opdrachtgever het auteursrecht.
Art 7 der Auteurswet zegt: ”Indien de artist, in dienst van een ander verricht enz, … wordt als de maker van die werken aangemerkt degene, in wiens dienst de werken zijn vervaardigd”. In dienst wil zeggen ”ter vervulling van een dienstbetrekking” aldus de Memorie van toelichting op de Auteurswet.
Een amendement strekkende voor de aanhef van het artikel te lezen: “Indien de arbeid, in dienst van een ander of tegen betaling verricht” werd bij de behandeling in de Kamer verworpen.”

Dat het omgaan met dit soort opdrachten moeilijk is voor de Gemeente blijkt ook wel uit de opmerking dat “de matrijs zal worden vervaardigd door ‘s-Rijks Munt” en dat, in een brief van 16 juni, ’s-Rijks Munt verzocht wordt de matrijzen aan de Gemeente te geven. Dat een atelier door de opdrachtgever wordt voorgeschreven is niet uitzonderlijk, maar het opeisen van de tussenfasen van een penning wel. Er is dan ook geen gehoor aan gegeven aan dit verzoek en de matrijzen en ponsoenen zijn bij de ’s-Rijks Munt gebleven om later bij de vorming van het Geldmuseum, Utrecht in de nationale collectie te worden opgenomen.

En dan zijn er de aanwijzingen betreffende de vormgeving. De directeur van het Koninklijk Kabinet van munten, penningen en gesneden stenen, (nu opgegaan in het Geldmuseum,Utrecht) mr. J.van Kuyk, werd gevraagd tante te adviseren bij de op- of  omschriften van de medaille. Hiertoe verklaarde hij zich bereid en hij deelde tante mee hoe zijns inziens “de tekst wel en hoe deze niet behoort te zijn” waar tante het mee eens was. Maar het gemeentebestuur greep in wat hem natuurlijk heftig irriteerde. Hij schreef een brief op hoge poten met daarin o.a. : dat hem is medegedeeld “dat het gemeentebestuur den door mij ontworpen tekst wijzigt, weglaat wat het mooie ervan is en jaartallen toevoegt welke m.i. volkomen onjuist zijn. – Het Gemeentebestuur heeft hiertoe natuurlijk alle vrijheid. Het ware echter beter en hoffelijker geweest mijn advies niet te vragen. In elk geval: ik moge uitdrukkelijk verzoeken mijn naam in verband met deze medaille niet te noemen, aangezien ik er mij niet meer mede zal bemoeien.”
Is getekend: Directeur van het Koninklijk Penningkabinet: J van Kuyk (Mr. J. van Kuyk)

Tot slot de bronzen afslagen. Op 27 juni 1947 worden uiteindelijk 14 bronzen penningen besteld tegen de “prijs van  ±  f 6.- per stuk”. Voor rekening van de gemeente gaan er 6 naar de Monchy (voor “kinderen en naaste familie”) en krijgen het Kon. Penningkabinet (!), het Gemeentemuseum en het Oud-Archief elk een exemplaar.
De andere penningen zijn door 5 particulieren gekocht en is er nog afslag naar tante gegaan. Er zijn dus minstens 15 bronzen penningen geslagen.
Er is overwogen de Koningin en de prinses een zilveren exemplaar aan te bieden, maar daar is toch een streep doorgehaald, evenals een exemplaar voor prins Berhard (mogelijke reden voor het aanbieden kan zijn geweest dat de Monchy in 1937 de prinses en prins getrouwd heeft) (mogelijke reden van doorhalen kan een mogelijke weigering zijn geweest de penning in ontvangst te nemen vanwege de niet onomstreden rol van de Monchy voor en in het begin van WOII).

De penning wordt op 8 september 1947 om 17.00 door W.A. Rensen aan de Monchy bij hem thuis aangeboden in aanwezigheid van mevr. de Monchy, vier leden van de raad en tante. De Monchy was verguld met de “geslaagde penning”.

 

 

naar boven