penningen

plaquettes

standbeelden

borstbeelden

tekeningen

dierplastieken

decoraties

keramiek

monumenten

publicaties

fotoalbum

overig
borstbeelden:

Scheveningsche

J. Romswinckel

J. Dekker

M. Tydeman jr.

Wang Koan Ky

Kon. Wilhelmina

Prins Hendrik

C.J. Snijders

vrouwenkopje

vrouwenbuste (marmer)

H.A. Viotta

Storm van 's Gravesande

P. Reineke

monseigneur

misanthroop

babykopje

apache

modelstudie

krijger

B.C.J. Loder

Wiam Schwartz

J.W. Ramaer

devotie

oude man

arbeider

mannenkop 1

H.P.N. Muller

vrouwenbuste (hout)

meisjesbuste (hout)

mannenkop 2

P. Bakker Schut

C. Veth

L'espoir

S. Dresden

S. Citroen

J. van den Vondel

S. Prins

E. Cornelis

A. Schierbeek

Jan Willem Hondius

W.J.M. van Eysinga

 

manco

Onderwerp babykopje
Jaar 1922
Gesigneerd Op de achterzijde op het sokkeltje uitgeschreven Rueb.
De G is weggevallen waarschijnlijk bij de gieter.
Materiaal brons
Afmetingen lbh: 26 x 22 x 16,5 cm.
Aanwezigheid particuliere verzameling
Bijzonderheden

Het beeldje gegoten is bij Fonderie Nationale des bronzes – J. Petermann - St. Gilles-Bruxelles.
Omdat het beeldje niet gedateerd is en ook geen naam heeft gekregen blijft het lastig om te beschrijven wat het is. In 1918 is sprake van een kinderkopje in marmer, terracotta op een tentoonstelling in Dordrecht en Rotterdam en gipsen uitvoering in Den Haag. Op de tentoonstelling in de Pictura-zaal, Groningen in 1922 is er voor het eerst sprake van een bronzen babykopje.
Het kan zijn dat het een bronzen afgietsel is van het gipsen kopje maar het kan ook iets nieuws zijn, omdat er sprake is van een nieuwe naam.
Vooralsnog houd ik het maar op het laatste omdat:
- het beeldje iets weg heeft van een baby en vergelijkbaar is met de geboortepenning van W.J.H. graaf van Limburg Stirum, en
- het een gebakerde baby kan voorstellen.

 

In de herfst van 2014 dook het beeldje op in Den Haag en is na wat omzwervingen terecht gekomen in de familie. Daar kwam het onder ogen van neef Joost en hij herkende in het kopje Joost Romswinckel, die hij gekend heeft en waarvan hij een gipsen borstbeeld heeft. Dat sluit mooi aan bij een opmerking van een vorige eigenaar dat het een jongenskopje betreft (en zij werkt al meer dan 20 jaar in de kinderopvang). Het familieverband en de jaartallen onderbouwen de veronderstelling dat het om Joost Romswinckel gaat. Tante raakte bevriend met de familie Romswinckel-Enger, waarschijnlijk via haar broer Christoffel die met een dochter van Maria Enger getrouwd was. Abraham François Jean Romswinckel en Wilhelmina Adèle Betsy Enger krijgen twee dochters en een zoon, Joost Godschalk Nicolaas (’s-Gravehage 1911 – Wassenaar 1931).
Om de familieverbanden nog iets verder uit te breiden: Coen, de jongste broer van tante, trouwt in 1928 met Anna Maria Romswinckel, de Annie van de penning, en krijgen een dochter en zoon, de vaker genoemde neef Joost.

 

 

naar boven